Een iconostase is de iconenwand, die in orthodoxe kerken is aangebracht tussen het schip en het altaar.
Vanaf de vierde of vijfde eeuw, bestaat er in kerken al een scheiding tussen beide ruimtes in de vorm van een laag stenen hekje, waarop zuilen staan en daar boven op een architraaf (een horizontale balk) rust. Vanaf de elfde eeuw worden tussen deze zuilen iconen aangebracht. De Byzantijnse iconostases waren niet zo hoog; ze bestonden maximaal uit drie rijen iconen boven elkaar. In het Rusland van de vijftiende eeuw, worden de stenen muurtjes aanvankelijk vervangen door houten, later door gemetselde wanden, die tot aan de nok reiken. Een iconostase heeft een vaste opbouw, dat wil zeggen dat de iconen in een bepaalde volgorde zijn geplaatst.
Een iconostase van boven naar beneden:
1. De bovenste rij: de aartsvaders, in het midden God de Vader, de Drie-eenheid of Christus Verlosser
2. Daaronder de profeten met in het midden Moeder Gods van het Teken (Znamenje). Samen met de bovenste rij vertegenwoordigen deze het Oude Testament.
3. De Deësis- of voorbederij en uitverkoren heiligen.
4. Feestdagenrij met de voornaamste orthodoxe feesten. Soms zijn de derde en de vierde rij verwisseld.
5. De onderste rij heet de lokale of plaatselijke rij en bevat drie deuren. Hierin zijn de iconen die voor de betreffende kerk een belangrijke functie hebben, opgenomen. De gelovigen kunnen deze direct in hun gebed betrekken. De drie deuren geven toegang tot het altaar en twee nevenruimten. De middelste deur met Christus Pantocrator daarboven heet de koningsdeur en leidt naar het altaar. In het noorden geeft een deur toegang tot de prothesis, waar de gaven van de eucharistie voorbereid worden. In het zuiden is er een deur naar het diakonikon, waar de kledij en boeken liggen.
Meer informatie over de iconostase (Lexicon Eikonikon)